|
||||||||
|
Op deze plaat, zijn tweede voor zover ik kon uitvissen, na “We Have One Destiny” van een jaar of drie geleden, is Sule niet in zijn eentje aan de slag, maar krijgt hij begeleiding op percussie en fluit en wordt er heel geregeld een fijne set backing vocalisten van stal gehaald. Niet dat ik te weten kwam wie wat speelt op welk nummer, maar ik kan wel horen dat er meer muzikanten aan de slag zijn dan de titularis alleen. De negen tracks van de plaat klokken, zoals dat hoort bij Afrikaanse muzikanten, samen af op een kleine 45 minuten: het verhaal moet verteld worden en daarbij wordt het best ook nog gedanst. Zo’n taak krijg je niet afgewerkt beneden de vijf minute, an, al wil dat bij momenten wel eens tot nogal veel herhaling leiden, de manier waarop Sule zijn luit en zijn stem aanwendt, maakt dat je je aandacht erbij kunt houden. Heel soms wordt er geëxperimenteerd met de vocoder (“Fighting Music”) en hoor je erg vervormde klanken, die je aan Congotronics doen denken (afsluiter “Yaabe Wane”), maar het gros van de tijd is het toch de natuurlijke stem van Sule, die de boventoon voert. Tel daarbij op dat de productie -ook nu van Arnold De Boer- bewust eenvoudig gehouden is en je krijgt een eindresultaat, waar je als luisteraar de eerste paar keren flink moet op knabbelen, maar die, naarmate je met het typische geluid vertrouwd geraakt, je toch weet te raken door de combinatie van overtuiging, die uit de zang spreekt (al geef ik grif toe dat ik geen jota begrijp van wat er gezegd of gezongen wordt) en de directheid van de muzikale verpakking waarin alles geserveerd wordt. Dit grijpt je naar de keel en het zet je dansspieren in beweging: veel meer is er niet nodig om te kunnen spreken van een ruwe diamant. Ik blijf denken dat je dit best live meemaakt, al kon de plaat zelf, in al haar rudimentaire schoonheid, me ook flink bekoren. (Dani Heyvaert)
|